I. bn., van, uit Java: de Javaanse taal; dat is echt —;
II. zn. o., de Javaanse taal (e).
(e) Het Javaans neemt in het Indonesische taalgebied een bijzondere plaats in, en telt van alle Indonesische talen de meeste sprekers. Men pleegt onderscheid te maken tussen Oud-, Middelen Nieuwjavaans. Deze termen wekken de verkeerde suggestie van drie elkaar opvolgende taalfasen. Met de term Oudjavaans wordt de taal van litteratuur aangeduid die ongeveer tussen 900—1500 op Oost-Java tot stand is gekomen. Ook noemt men Oudjavaans de taal van de oorkonden van voor 1000 van Midden-Java, en de taal van Oost-Java uit die tijd, ondanks het tussen hen bestaande taalverschil. De term Middeljavaans gebruikt men voor de taal van de litteraire werken die op Bali zijn tot stand gekomen na ca.1400: de daar ca.1350 gestichte Javaanse kolonie kwam tot bloei en zette de op OostJava bestaande litteraire tradities voort.
Deze gingen op Java zelf verloren na de val van het Oostjavaanse centrum Majapahit en na de islamisering van Java. Voor de Baliërs is dit Javaans tot een soort litteratuurtaal geworden, waaraan het Balisch ook veel heeft ontleend.
Onder Nieuwjavaans verstaat men de taal, waarin de nieuwere litteratuur in de 17e eeuw en die uit Midden-Java is gesteld. Uiteraard bestaat er verschil tussen deze litteraire taal en het tegenwoordig gesproken en geschreven Javaans, reden waarom men dit laatste wel Modern-Javaans noemt.
Het Javaans heeft sterke invloed ondergaan van de Voorindische letterkunde. Niet alleen het schrift heeft zij aan het Sanskriet ontleend, ook de metriek van de Sanskritische kavya-litteratuur heeft zij overgenomen. In de woordenschat zijn veel Sanskritische woorden doorgedrongen. De invloed van het Sanskriet op de structuur van het Javaans is echter gering. Wat de taal zelf betreft: al zeer vroeg heeft het de aandacht getrokken, dat in het Javaans het verschijnsel van sociale differentiatie een grote rol speelt. Dit betekent dat de Javaanse woordenschat een betrekkelijk groot aantal (ca. 1000) woordparen bevat, waarvan het ene gebruikt wordt tegenover sociaal hoger geplaatsten (krama) en het andere tegenover gelijke of lager geplaatsten (ngoko).
Soms bestaat tussen deze woorden vormelijk overeenkomst (b.v. uga-ugi, ook), soms echter in het geheel niet (b.v. mata-mripat, oog). Men heeft op dit ceremoniële woordgebruik wel de termen Hoogen Laagjavaans toegepast en daarmee gesuggereerd dat het Javaans uit twee verschillende talen of taalsoorten zou bestaan. Men heeft in werkelijkheid echter te maken met een in hoofdzaak lexicaal verschijnsel; slechts bij enkele morfologische elementen komt het krama-ngoko-onderscheid voor. Of deze sociale differentiatie in de taal zich zal handhaven, is nog niet duidelijk. De indruk bestaat dat de positie van het krama is verzwakt.
De bestudering van het Javaans is begin 19e eeuw begonnen. Het Standaardjavaans, dat o.a. in de publikaties van het Kantoor voor de Volkslectuur en in de pers in de Vorstenlanden en daarbuiten gebruikt wordt, berust op het dialect van Surakarta. Het is van de verschillende dialecten het best bekend. Sedert de Tweede Wereldoorlog is de kennis van de Javaanse fonologie en morfologie in belangrijke mate vergroot, terwijl ook op het gebied van de syntaxis vooruitgang is te bespeuren. Van de overige Javaanse dialecten weet men slechts enkele bijzonderheden. [prof.dr.E.M.Uhlenbeck] LITT. E.M.Uhlenbeck, De structuur van het Javaanse morpheem (Verh.
Kon. Bat. Gen 78, 1949);
J.Gonda, Sanskrit in Indonesia (2e dr. 1973); E. M.Uhlenbeck, Studies in Javanese morphology (1978).