Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

jachthond

betekenis & definitie

m. (-en), hond die, honderas dat voor de jacht geschikt of afgericht is.

(e) De jachthonden zijn honden van verschillende rassen die in erfelijke eigenschappen van elkaar verschillen en uitsluitend in jachtdrift en reukvermogen min of meer overeenkomen. De groep is onder te verdelen al naar het type jacht waarbij ze gebruikt worden. Voor de lange jacht en op het gezicht jagend gebruikt men drijfhonden (brakken) die het wild moe lopen. Hiertoe behoren basset, beagle, bloedhond, foxhound, Afghaanse windhond, barzoi, deerhound, greyhound, sloughis, whippet enz. Voor de korte jacht en op reuk jagend gebruikt men staande honden, die met hooggeheven hoofd wild opsporen en aanwijzen. Hiertoe behoren Drentse patrijshond, pointer, setter, wetterhoun en stabyhoun.

Daarnaast gebruikt men voor dit type jacht drijfhonden die het wild uit dekking jagen, zoals de dashond en de cocker spaniël, en retrievers die apporteren, d.w.z. dat het door de jager aangeschoten wild door deze honden wordt opgehaald en teruggebracht. Tenslotte onderscheidt men deaardhonden, die het wild onder de grond vervolgen, zoals de dashond en terriërs. De terriërs worden evenals de windhonden soms tot een aparte groep gerekend.

De handelingen van de jachthonden berusten op aangeboren driften en instincten òf ervaringen.