Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

identiteitskaart

betekenis & definitie

v./m. (-en), identiteitsbewijs.

(e) In België is de kaart een document ten bewijze van de identiteit van een persoon, ingevoerd in 1919. Iedere Belg ouder dan 12 jaar moet op straf van geldboete een identiteitskaart bezitten, en vanaf zijn 15e jaar moet hij deze ook bij zich hebben. De identiteitskaart is een bewijs van inschrijving in de bevolkingsregisters, en is er een uittreksel van dat alle gegevens van burgerlijke stand en woonplaats vermeldt (KB van 26.1.1967). Voor vreemdelingen bestaat een bijzondere kaart (KB van 25. 3.1961). Voor kinderen van minder dan 12 jaar oud is een zgn. identiteitsbewijs voorzien (KB van 14.11.1955) dat de houders zullen moeten dragen wanneer de overheid het voorschrijft, en dat bedoeld is als een voorzorgsmaatregel in geval van oorlog. Vervalsing is strafbaar als ➝valsheid in geschrifte of als ➝valsheid in ➝getuigschrift.

In Nederland bestaat geen algemeen verplichte identiteitskaart meer. Men kan identiteit aantonen door middel van pas, rijbewijs e.d. In de Tweede Wereldoorlog bestond het persoonsbewijs.