Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

geldboete

betekenis & definitie

v. (-n), boete in de vorm van een bepaalde som geld.

(e) De geldboete die de fiscale wetgeving kent, onderscheidt men in administratieve en strafrechtelijke. De eerste wordt door de belastingadministratie opgelegd, meestal in de vorm van een verhoogde aanslag, de tweede door de strafrechter. De laatste vindt men in vrijwel iedere Ned. en Belg. belastingwet als strafbedreiging (al of niet subsidiair) bij onjuiste of te late aangifte of afdracht van belasting en bij overlegging van valse bescheiden. Militair-rechtelijk gezien geldt in Nederland volgens art. 6 van het Wetboek van Militair Strafrecht een geldboete als een van de hoofdstraffen; zij is gesteld op één militair verkeersmisdrijf (art. 164) en op de militaire overtredingen van het derde boek. Maar ook in verband met andere militaire misdrijven wordt veelal geldboete opgelegd met toepassing van art. 24 of art. 14a WStr. Verder wordt geldboete genoemd in art. 3 van de Wet op de Krijgstucht als een van de krijgstuchtelijke straffen.

Het bedrag is ten minste f 2,50 en ten hoogste f 50. De som van de geldboeten die in één kalendermaand aan de militair kan worden opgelegd, mag het bedrag van f 100 niet te boven gaan. Het Belg. militair strafrecht kent geen geldboeten.

Strafrechtelijk wordt in Nederland ten aanzien van misdrijven geldboete als hoofdstraf vrijwel altijd te zamen met vrijheidsstraf, ter keuze van de rechter, bedreigd; op overtredingen daarentegen is vaak uitsluitend geldboete gesteld, in de overige gevallen, ter keuze van de rechter, eveneens hechtenisstraf. Het minimum bedraagt f 0,50 (art. 23 WStr), het maximum f 100 000 (voornamelijk in de Wet Economische Delicten; 1950). In de opzet van het WStr (1886) kwam de geldboete ná de vrijheidsstraf. Gedurende de 20e eeuw evenwel is de geldboete steeds meer op de voorgrond getreden. Mede om de grote nadelen van de vele korte vrijheidsstraffen op te heffen, kwam in 1925 de Geldboetewet tot stand (art. 24 WStr), die veel ruimere toepassingsmogelijkheid van de geldboete door de rechter inhield, nl. dat deze met betrekking tot alle delicten waarop niet meer dan zes jaar gevangenisstraf is gesteld, onder bepaalde omstandigheden en tot een zeker maximum toch een geldboete kan opleggen ook als deze daar niet mee is bedreigd, of méér geldboete dan reeds is bedreigd. Maakte rond de eeuwwisseling het aantal onvoorwaardelijke vermogensstraffen van het totale aantal straffen ca. 30 % uit, thans is dit percentage tot 70 gegroeid. Art. 574 Wsv geeft de mogelijkheid dat de rechter alsnog een reeds opgelegde geldboete verwijdert op grond van verslechtering van de financiële omstandigheden van de veroordeelde.

Aan minderjarigen kan in Nederland een kindergeldboete worden opgelegd (art. 77 WStr), geheel of gedeeltelijk voorwaardelijk, met de mogelijkheid deze in termijnen af te betalen. Bij niet-betaling kan het bedrag worden verhaald op de goederen of inkomsten van de veroordeelde minderjarige. Wordt de geldboete noch betaald, noch verhaald, dan kan deze jeugdstraf worden vervangen hetzij door arrest, hetzij door ➝berisping.

In het Belg. strafrecht is geldboete uitsluitend een strafsanctie gemeten aan de drie soorten misdrijven: wegens overtreding bedraagt zij BF1—25, en wegens misdaad of wanbedrijf van BF26 tot het door de wet gestelde maximumbedrag. Het bedrag van deze geldboeten werd door verscheidene wetten geleidelijk verhoogd door opdecimes; thans worden ze alle vermenigvuldigd met 40. Bij niet-betaling wordt de geldboete vervangen door gevangenisstraf, die zes maanden niet te boven gaat in geval van veroordeling wegens misdaad, drie maanden in geval van veroordeling wegens wanbedrijf en drie dagen in geval van veroordeling wegens overtreding.