m. (-s), (ook: hoep),
1. tenen of ijzeren band om vaatwerk, die de duigen bijeenhoudt: een — om een vat leggen; zo krom (zo recht) als een —, erg krom;
2. als kinderspeeltuig: grote ring die met een stokje of een ijzeren haak wordt voortgedreven, zodat hij over de weg voortrolt; (in een circus) ring waardoor kunstenmakers of gedresseerde dieren springen;
3. ring in het algemeen.