bn.,
1. van ijzer, uit ijzer (resp. staal) vervaardigd: een — staaf; een — dak, van gegolfd plaatijzer; (zegsw.) hij heeft een hoofd als een — pot, hij heeft een verbazend sterk geheugen; — man, (volkst.) excavateur, vandaar de naam van enige plassen, o.a. bij Vught, ontstaan door uitgravingen met dit werktuig;
2. (fig.) zeer sterk, tegen alles bestand: een gezondheid; een maag; een Hein, iemand, die tegen alles bestand of gehard is; onbuigzaam, onwrikbaar: een — wil; onvermurwbaar: met — vuist regeren; een — tucht, discipline; 3. (overdr,)de — eeuw, tijdperk van ruwe kracht en geweld.