Wat is de betekenis van hoepel?

2024-04-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

hoepel

hoepel - Zelfstandignaamwoord 1. een ringvormige metalen band, met name om de duigen van een vat bijeen te houden 2. iedere ringvormige band in de vorm van [1] 3. (speelgoed) een ringvormig voorwerp gebruikt door kinderen om rond hun middel rond te draaien hoepel - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tij...

2024-04-19
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

hoepel

hoepel - zelfstandig naamwoord uitspraak: hoe-pel 1. band in de vorm van een cirkel ♢ de planken van dit vat worden bij elkaar gehouden door metalen hoepels Zelfstandig naamwoord: hoe-pel de hoepel ...

2024-04-19
Atletiek- en turnwoordenboek

Jan Luitzen (2008)

hoepel

(de; -s) GY - niet buigzame ring van synthetisch materiaal met een binnenste diameter van 80-90 cm en een gewicht van 300 g, dat als handgereed- schap bij ritmische gymnastiek wordt gebruikt. • De hoepel is geschikt voor rollen, hoepeldoorslag, draaien en worpen met opvangen. Tijdens een oefening dienen al deze elementen veelvuldig te worden gevari...

2024-04-19
Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

hoepel

(ook:) 1. (de, -s), soort boom, met papierachtig blad en geelwitte bloempjes in gelige aren in pluimen (Copaifera guianensis, Krerekrerefamilie). Zie L&Me 198. 2. (de), hout van deze boom. Zie Spalberg 1899; 1979: 4 (oudste vindpl.). - Etym.: Vroeger maakte men van het hout hoepels voor suikervaten. S oeproe-oedoe (oeproe = hoepel; oedoe = ho...

2024-04-19
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

hoepel

(yster)band om ‘n vat.

2024-04-19
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Hoepel

s., hoep.

2024-04-19
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Hoepel

m. (-s), 1. (kuip.) tenen of ijzeren band om vaatwerk, die de duigen bijeenhoudt: een hoepel om een vat leggen; — zo krom (iron. zo recht) als een hoepel, erg krom; 2. (scheepst.) ronde merkel, houten ring om de mast, waaraan het grote zeil vast ligt; 3. als kinderspeeltuig : grote houten of ijzeren ring die met een stokje of e...

Wil je toegang tot alle 15 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-19
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

hoepel

m. -s, hoepeltje; 1. houten, tenen of ijzeren band om vaatwerk: een nieuwe hoepel om een vat leggen; krom als een hoepel; 2. kinderspeeltuig: met de hoepel spelen; 3. ring in het algemeen: door de hoepel springen (paardenspel); de hoepeltjes van het croquetspel, boogjes.