Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

herstellen

betekenis & definitie

(herstelde, heeft en is hersteld),

I. (overg.)
1. weer plaatsen waar het (of de persoon) is geweest; weer in de vorige toestand plaatsen of terugbrengen: iemand in zijn ambt, in zijn eer —; alles werd in de vorige staat hersteld; weer invoeren: het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie;
2. wat verstoord is weer tot de oorspronkelijke toestand doen terugkeren, weer in wezen of van kracht doen zijn: de vrede (de rust enz.) —, maken dat er weer vrede (rust enz.) heerst; —!, opnieuw beginnen, overdoen: de heer Blaak, herstel: Braak, werd benoemd ... enz.;
3. weer in goede of bruikbare staat brengen, repareren: het dak moet hersteld worden; die jas is niet meer te —;
4. (van een gebrek, schade, een verkeerde toestand) verhelpen, opheffen, goedmaken: een scheur, een fout, averij, een ongelijkheid —;
5. zich —, weer in de vorige toestand terugkeren: het evenwicht herstelt zich; (van personen) zijn bedaardheid herwinnen, van de schrik bekomen enz.: die tijding deed hem verbleken, maar hij herstelde zich spoedig; zich weer in slagorde opstellen: het overhoop geworpen korps herstelde zich op enige afstand; II. (onoverg.) weer gezond worden, genezen: zij zal misschien niet —; ik ben geheel hersteld; een herstellende zieke; ook zelf st.: lichte patiënten en herstellenden.