Wat is de betekenis van overdoen?

2024-04-27
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

overdoen

overdoen - onregelmatig werkwoord uitspraak: o-ver-doen 1. nog een keer zeggen of doen ♢ dat proefwerk is slecht gemaakt, jullie moeten het overdoen 2. in iets anders doen ♢ ik doe de aardappele...

2024-04-27
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Overdoen

v., oerdwaen, forfetsje.

2024-04-27
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Overdoen

I. (deed over, heeft overgedaan), 1. van het ene vat enz. in het andere doen: doe de rijst in een andere zak over; — de aardappelen overdoen, van het vuur afnemen en overgieten; 2. overzenden, overgeven: de Westfalinger deed aan de Geldersman de boodschap over (Van Lennep); onze indrukken aan anderen overdoen; 3....

2024-04-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

overdoen

deed over, h. overgedaan (1 opnieuw [en beter] doen; 2 overdragen; van hetgeen gekocht is: tegen dezelfde prijs aan iem. afstaan; ook: verkopen zonder dat men koopman is): 1 zijn werk moeten overdoen; het nog eens dunnetjes overdoen, inz. van de genoeglijke herhaling van een feestelijkheid; 2 zijn zaken overdoen; iem. meubels enz. overdoen, verkop...

2024-04-27
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

overdoen

('ovər) (deed over, heeft overgedaan) 1. van het een in het ander doen : doe de rijst in een andere zak over. 2. doen geworden : iemand geld -. 3. verkopen : meubelen aan iemand -. 4. nog eens doen, herhalen : een reis, zijn werk. zijn klas -; iets dunnetjes -, een feestelijkheid enz. navieren.

2024-04-27
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

overdoen

(deed over, heeft overgedaan), 1. van de ene plaats naar de andere doen: doe de rijst in een andere zak over; 2. overgeven: zijn indrukken aan anderen overdoen. 3. tegen een geldelijke vergoeding van de hand doen: meubelen overdoen; 4. nog eens doen, beter doen, herhalen: dat werk is slecht, doe het over; iets dunnetjes overdoen, een feest nog eens...

2024-04-27
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Overdoen

Overdoen (deed over, heeft overgedaan), over iets heen doen, leggen, zetten: ik heb er een doek overgedaan, dan valt er geen stof op; doe een bord over het vleesch; — nog eens en nu beter doen: dat werk is slecht, doe het over; — iets dunnetjes overdoen, (eene feestelijkheid) nog eens navieren; — een deel van hetgeen men gekocht...