Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

hazelaar

betekenis & definitie

m., Corylus avellana, struik uit de familie Betulaceae, welk geslacht ca. 15 soorten omvat op het noordelijk halfrond.

(e) De hazelaar heeft zijn natuurlijk verbreidingsgebied in geheel Europa met uitzondering van Noordoost-Rusland en is een bestanddeel van het loofhoutbos. De bloeiwijzen verschijnen vóór het uitkomen der bladeren, soms al in jan. of febr. De mannelijke katjes zijn geel en hangen in groepen; de vrouwelijke bloemen blijven ook tijdens de bloei in de knoppen verborgen en alleen wanneer het stuifmeel vrijkomt, treden de kleine helrode stempels naar buiten. Wanneer zich het vruchtbeginsel tot vrucht ontwikkelt, wordt het ingesloten door een drietal schubben, die als een vergroeide ingesneden nap de vrucht omhullen. De bladeren zijn groot, rond of omgekeerd eivormig, dubbelgetand en soms enigszins ingesneden en evenals de eenjarige twijgen donzig behaard.

De hazelaar is reeds sedert de oudheid in cultuur wegens de eetbare zaden (hazelnoten) en wordt in vele variëteiten en kruisingen aangeplant. Veel gekweekt wordt Corylus maxima, de lambertsnoot, afkomstig uit Zuidoost-Europa en Klein-Azië, wegens de zaden; de bruine variëteit tevens als sierheester in parken en tuinen. C. colurna, de boomhazelaar of Turkse hazelaar, inheems in ZuidoostEuropa en West-Azië, wordt soms als sierboom gekweekt; hij kan een hoogte van 20 m bereiken. GODSDIENSTGESCHIEDENIS. De hazelaar was m.n. in de Oudgermaanse religieuze wereld bekend. Hij was vooral verbonden met de oorlogsgod Tyr en gold als diens symbool. Daarnaast was de hazelaar van grote betekenis in het Germaanse volksgeloof, als symbool van vruchtbaarheid en als afweermiddel tegen slangen en bliksem.

< >