Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

hardheid

betekenis & definitie

v.,

1. de hoedanigheid van hard te zijn, van stoffen ook de mate van hard-zijn (e): de van metalen; — van water, schraalheid, duidt op een hoog gehalte aan opgeloste kalken magnesiumzouten (e); — van klank, onwelluidend; — des harten, ongevoeligheid;
2. (van straling) een kwalitatieve maat voor doordringingsvermogen; gammastraling van hoge energie wordt harder genoemd dan gammastraling van lage energie;
3. (-heden), iets hards, m.n. fig.: harde ondervinding; harde woorden, iemand hardheden zeggen.

(e) De hardheid van vaste stoffen is een begrip uit de mineralogie en de metallurgie. De hardheid wordt genormeerd naarmate de stof zich verzet tegen geforceerde inwerkingen als krassen en deuken. Er bestaan vele technische methoden voor het bepalen van de hardheid.

1. De kogeldrukproef van Brinell, waarbij een geharde stalen kogel met een bepaalde belasting in een metaal wordt gedrukt. De diameter van de indruk is een maat voor de hardheid.
2. Het toestel van Rockwell meet de indringdiepte van een stalen kogel of diamant na het aanbrengen van een belasting na een bepaalde voorbelasting. Deze methode wordt gebruikt in de mineralogie.
3. De methode van Martens bepaalt de hardheid door het meten van de belasting, die nodig is om met een diamant onder een hoek van 90° een kras van 0,0l’mm breed te maken, of door het meten van de breedte bij gegeven belasting.
4. De scleroscoop van Shore laat een hamertje met diamanten punt van bepaalde hoogte op het materiaal vallen en terugspringen. De hoogte van terugspringen is een maat voor de hardheid.
5. De duroscoop werkt volgens het principe van de scleroscoop, alleen is de vrijvallende hamer vervangen door een slingerhamer. Er zijn schalen opgesteld om de hardheid van een stof te kunnen aangeven. In de tabellen staan de voor mineralen veelgebruikte schaal van Mohs en de voor metalen toegepaste schaal van Gallner. Beide schalen berusten op de krasbaarheid van de stoffen. De hardheid van water ontstaat doordat in water opgeloste calciumen magnesiumverbindingen met zeep onoplosbare zouten vormen, waardoor enerzijds het zeepverbruik toeneemt, anderzijds het wasgoed grauw en stug wordt (grauwsluier). De bicarbonaten van calcium en magnesium ontleden reeds bij verwarming, waarbij onoplosbaar calciumcarbonaat en magnesiumhydroxide wordt gevormd, dat in warmwatertoestellen als ketelsteen wordt afgezet. Deze afzettingen kunnen met zuren weer worden verwijderd (tijdelijke hardheid), in tegenstelling met andere calciumen magnesiumverbindingen die zich in stoomketels als een harde korst afzetten (blijvende hardheid). Synthetische wasmiddelen worden in hun werking nauwelijks beïnvloed door de hardheid van water. Om kalkafzettingen in het wasgoed te verhinderen, worden echter fosfaten toegevoegd, die milieuonvriendelijk zijn (→eutrofiëring) . Een centrale →-ontharding zou dan ook zeer gewenst zijn. Volgens epidemiologische onderzoekingen schijnt er echter een omgekeerd verband te bestaan tussen hardheid van drinkwater en het optreden van bepaalde harten vaatziekten.

Men gaat er steeds meer toe over de hardheid uit te drukken in milligramequivalent. Van de diverse eertijds gebruikelijke hardheidsgraden was er de Duitse graad: 1° dH zs 10 mg CaO per liter water zs 178,32 mol/1; en de graad frans (→frans, graad).