Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

Groot, Albert Willem de

betekenis & definitie

Ned. taalkundige en classicus, *13.1.1892 Groningen, ♱14.12.1963 Laren. De Groot was van 1921-50 hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam, van 1951—56 te Vancouver (Canada) en van 1956—62 te Utrecht.

Aanvankelijk hield hij zich vooral bezig met problemen van Latijnse versleer en met fonetische en fonologische problemen, maar na 1928 ontwikkelde De Groot zich tot een van de meest vooraanstaande Ned. algemene linguïsten. Hij was lid van de →Praagse Kring en verwierf internationale bekendheid als structureel-linguïst. Met A. →Reichling stichtte hij in 1948 Lingua, een vooraanstaand internationaal tijdschrift op het gebied van de algemene taalwetenschap. Werken: Algemene versleer (1946), Structural linguistics and word classes (Lingua 1, 1948), Structurele syntaxis (1949), Inleiding tot de algemene taalwetenschap (1962).LITT. Lingua 11 (1962); Lingua 12(1963; In memoriam).

< >