Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

grondbewerking

betekenis & definitie

v., herschikking van cultuurgrond met behulp van werktuigen.

(e) Met grondbewerking beoogt de landbouwer de grond in de voor de groei der gewassen geschiktste toestand te brengen. Na de oogst van een gewas is de grond meestal vast en door ruigte bedekt achtergebleven.

De aard van het gewas en de teeltwijze spelen bij de keuze van de grondbewerking een grote rol. Grondbewerking is vooral gericht op het verkrijgen van een optimaal zaaiof plantbed, aangezien hierdoor meer kans is op optimale kiemingsmogelijkheid. De jeugdfase van de plant is de meest kritieke.

Functies van de diverse grondbewerkingen zijn: het losmaken van de grond, mest, onkruid en gewasresten onderbrengen, mengen van alle in de grond aanwezige bestanddelen, effenen van het oppervlak en het bevorderen van een goede waterhuishouding van de grond. De geschiktste toestand is meestal een vrij losse structuur d.w.z. een gelijkmatige verdeling van gronddeeltjes, water en lucht. Door vrijwel iedere grondbewerking wordt het aandeel van de lucht in de grond sterk verhoogd. Hoe de bewerking uitpakt hangt af van grondsoort, toestand van de grond en de beschikbare werktuigen.

Door spitten of ploegen kan de grond gekeerd worden om ruigte en onkruidplanten kwijt te raken.

Grove kluiten kunnen door regen, indrogen en vorst uiteenvallen en verkruimelen. Ook door eggen kan de grond fijner gemaakt worden en tevens geëgaliseerd. Voor een goede vochtvoorziening voor het kiemende zaad is een zekere fijnheid van de gronddelen in de regel gewenst. Om dit te bevorderen wordt een zaaibed vaak gerold, d.w.z. oppervlakkig aangedrukt door het voorttrekken van een zware gladde houten of ijzeren rol. Het grondoppervlak kan, vooral na rollen, door regen dichtslibben, hetgeen de kieming, door zuurstofgebrek, en de opkomst, door verkorsting, kan belemmeren. Bij gebruik van een cambridge-rol, bestaande uit groepen zware, losse, beurtelings gladde en getande ijzeren wielen, is de kans op dichtslibben kleiner.

Het door grondbewerking verkregen bouwsel blijft in de regel maar korte tijd in stand. Indien de grond meer organische stof bevat kan de losse structuur langer behouden blijven.

Terwijl men als doel van grondbewerking van oudsher vooral het tot stand komen van een zaaibed had, kwam er pas in de 20e eeuw meer aandacht voor de onkruidbestrijdingsaspecten. Door het keren van de grond bij het ploegen wordt de onkruidmassa ondergewerkt. De onkruidmassa verteert, maar de meerderheid van de onkruidzaden verteert niet.

Vandaar dat na de zaai al gauw weer onkruid opkomt. Door eggen kan voor en na opkomst van het gewas het onkruid bestreden worden. Vooral na opkomst eist dit veel omzichtigheid. Jonge onkruidplanten worden uitgetrokken en/of met grond bedekt. Na de invoering van het zaaien in rijen kon het onkruid tussen de rijen door schoffelen bestreden worden. Losmaken van de grond werd echter lange tijd als de belangrijkste functie van het schoffelen gezien.

Later bleek dat in de regel de onkruidbestrijdende werking veel belangrijker was, hoewel het onkruid in de rij zonder meer blijft staan. Regen na schoffelen doet veel onkruidplanten zich direct weer herstellen. Deze feiten en de kans op wortelbeschadiging voor het gewas maakten dat deze grondbewerkingen na de zaai van het gewas minder werden toegepast toen de chemische onkruidbestrijding met herbiciden ingang vond. Effectieve chemische bestrijding van onkruid na de oogst van het gewas is mogelijk, hetgeen een grote vooruitgang is op die gronden die moeilijk te ploegen zijn: b.v. stenige of zeer natte gronden. Minimale grondbewerking en akkerbouw zonder enige grondbewerking (vaste grondsteelt) behoren tot de mogelijkheden. In sommige gebieden heeft deze benadering al een aanmerkelijke vlucht genomen.

Een bijzondere, reeds zeer oude vorm van grondbewerking is het hakken (→hakbouw). Op deze wijze wordt ook het onkruid bestreden; een agressievere onkruidbestrijding dan schoffelen. Men kan grotere planten beter bestrijden en men kan de ondergrondse delen dieper afsnijden.

Een speciale grondbewerking is frezen: het intensief fijn en los maken van de grond door snel rond draaiende haken. Dit principe kan bij wijdere afstand tussen de rijen ook na het zaaien worden toegepast.

In de moderne grondbewerkingswerktuigen worden verschillende principes van grondbewerking verenigd: losmaken, keren, verkruimelen, mengen van grond en lostrekken, afsnijden en bedekken van of aan de oppervlakte brengen van onkruiden, (kiem)planten en/of ondergrondse vermeerderingsorganen (wortelstokken). Zo zijn er vele uitvoeringen van een →cultivator. Uiteraard komen er ook werktuigen voor waarin men verschillende grondbewerkingen combineert door verschillende onderdelen. Voorts kunnen ook verschillende bewerkingen in één keer uitgevoerd worden of gecombineerd worden met andere handelingen (zaaien, bemesten, spuiten), door aanof inbouw bij één werktuig of door een combinatie van verschillende werktuigen achter de trekker te koppelen.

Diepe grondbewerking: diepploegen en diepspitten zijn grondverbeteringen tot op grote diepte (tot 1,5 m). Met plantenziekten besmette bovengrond kan diep ondergebracht worden. Goede ondergrond, b.v. kalkrijke klei, kan aan de oppervlakte gebracht worden, waarbij menging met bepaalde grondlagen kan plaatsvinden. Het breken van vaste lagen kan ook een belangrijk oogmerk zijn. Naast de verbetering van de bouwvoor zal aldus in de regel het hele profiel geschikter worden voor doorworteling, nl. door een betere structuur met betere doorluchting en een betere waterhuishouding. In Nederland is diepe grondbewerking in de tuinbouw en van ouds in de bollenteelt door middel van diepspitten toegepast.

Daar de ondergrond soms op korte afstand sterk kan verschillen moet een diepe grondbewerking, vooral als zij met de voor diepploegen beschikbare grote werktuigen snel kan worden uitgevoerd, goed voorbereid worden. Diepe grondbewerking wordt in België niet toegepast.

< >