m., meestal primitieve vorm van landbouw, waarbij de bodem niet omgeploegd, maar alleen losgehakt wordt.
(e) In de hakbouw wordt de grond bewerkt met de hak, meestal gecombineerd met de graafof plantstok, een scherp gepunte stok, waarmee gaten in de grond worden gestoken. Voor de eigenlijke landbouw vervingen de Europese volken op het eind van de jongere steentijd de hak door de ploeg.