(geleidde, heeft geleid),
1. op weg naar zeker punt of doel met iemand meegaan, als eerbetoon of bij wijze van veiligheid en voorzorg: iemand naar huis —; een vrouw naar het altaar —, met haar in het huwelijk treden; iemand op de levensweg hem met raad en daad bijstaan;
2. in zekere richting sturen, besturen en leiden;
3. warmte of elektriciteit —, op aangrenzende delen van de stof of op een andere stof gemakkelijk laten overgaan; ook abs.: koper geleidt goed, de elektriciteit stroomt er gemakkelijk door.