Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

gaping

betekenis & definitie

v. (-en),

1. wijde opening, het wijd open staan; 2

. gat, reet, spleet, scheur, harst; bres (m.n. in de gelederen van een legereenheid): een wijde — was in de slagorde gemaakt;

3. (van onstoffelijke zaken) leemte, onvolledigheid (m.n. in toepassing op onvolledige gezegden, redeneringen, betogen, geschriften enz.): in die geschiedboeken en kronieken zijn vele gapingen; een aanvullen; (landmeetkunde) het verschil dat men bij het karteren vindt tussen de afstanden van de onveranderde punten op het terrein en die welke de kaart daarvoor aangeeft, waardoor bij het karteren in de bestaande veelhoek volgens de gemeten afstand. een open vlak in de veelhoek op de kaart overblijft.

< >