Wat is de betekenis van gaping?

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

gaping

gaping - Zelfstandignaamwoord 1. een opening, met name als het gaat over een opening in een verder aaneengesloten front Hoe voelt Nederland? Ingehouden, met dichtgeknepen billen. Dat is het eerste wat in me opkomt. Vaak wordt er in de lucht gekust. De Nederlandse huid laat zich niet gemakkelijk strelen. Ned...

2024-04-25
Jargon & Slang van Wielrenners

Marc De Coster (2017)

Gaping

Gaping - andere naam voor gat of kloof.

2024-04-25
Groot wielerwoordenboek

Marc de Coster (2009)

gaping

Andere naam voor gat of kloof. Midderwijl sleurde Bruyère het grootste effect uit zijn maxi-versnelling en werd de gaping steeds maar breder. (Jan Cornand & André Blancke: Hoe Merckx de Tour verloor. 1975) Precies zijn inzinking was genoeg voor zijn sportdirecteuren om het sein tot een forse tegenaanval van de IJsboerkes te geven. Het gevo...

2024-04-25
Wielersportwoordenboek

Jan Luitzen (2009)

gaping

→ gat

2024-04-25
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

gaping

opening; leemte.

2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

gaping

v. -en (1 opening, bres, gat, scheur, barst enz.; 2 fig. leemte, lacune): 1. een gaping maken in de slagorde; 2. tussen hoofdstuk 1 en 2 is een gaping; eig. en fig. een gaping aanvullen.

2024-04-25
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gaping

Gaping - (geologie), → Overschuiving.

2024-04-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

gaping

('ga:ping) v. (-en) 1. Eig. wijde opening, gat, bres : een was in de slagorde gemaakt ; een aanvullen. 2, Metf. leemte in boeken : in die kronieken zijn veel -en.

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

gaping

v. (-en), 1. wijde opening, het wijd open staan; 2 . gat, reet, spleet, scheur, harst; bres (m.n. in de gelederen van een legereenheid): een wijde — was in de slagorde gemaakt; 3. (van onstoffelijke zaken) leemte, onvolledigheid (m.n. in toepassing op onvolledige gezegden, redeneringen, betogen, geschriften enz.): in die geschiedboeken en...