v./m. (-s),
1. garnering bestaande uit een boordsel met een reeks afhangende draden, meestal in bundels of kwasten bijeengehouden: een tafelkleed, een gordijn met vergulde franjes; (scherts.) de franjes hangen erbij, het is uitgerafeld;
2. (fig.) overbodige opsiering; bijkomstigheden die met de zaak zelf niet te maken hebben: de zaak van alle franjes ontdaan, is kortweg de volgende; zonder —, eenvoudig;
3. beuzelpraat: kom, kom, allemaal franjes!