Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 29-06-2020

Flesch (Carl)

betekenis & definitie

Hongaars-Oostenrijks violist en vioolpedagoog, *9.10.1873 Wieselburg Moson, f14.11. 1944 Luzern. Flesch was leerling van J.

Grün (Wenen) en M. Marsick (Parijs). Hij debuteerde in 1895, trad veel op als solist, en vestigde zijn naam als pedagoog met Die Kunst des Violinspiels, door O. Sevcik ‘de bijbel van de violisten’ genoemd. Van 1908-26 was Flesch leraar aan de Hochschule für Musik te Berlijn. Ook leidde hij vele meestercursussen (Boekarest, Amsterdam, Berlijn, Philadelphia, Baden-Baden, Londen, Luzern).

Verschillende van zijn leerlingen zijn internationaal bekend geworden, o.a. Ida Haendel en Henryk Szeryng. Zijn uitgaven van werken van Mozart, Beethoven en Mendelssohn worden nog steeds gebruikt. Werken: Urstudien (1911), Etüden-Sammlung für Violine (3 dln. 1921), Die Kunst des Violinspiels (2 dln. 1923—28; Ned. vert. De kunst van het vioolspel, 1924—29), Das Skalensystem (1926; Ned. vert. Het toonladdersysteem, 1925), Meisterweisen (1931), Das Klangproblem im Geigenspiel (1931), Erinnerungen eines Geigers (2e dr. 1961), Violin fingering (1966). Litt.

W. Brederode, C. Flesch (1938); J.W. Hartnack, C. Flesch (in: LW. Hartnack, Grosse Geiger unserer Zeit, 1968).

< >