Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 29-06-2020

erg

betekenis & definitie

bn. en bw. (-er, -st),

1. slecht; thans nog slecht in beperkt gebruik: ('t is — weer; zelfst.: van kwaad tot erger vervallen, zich steeds meer aan het kwaad overgeven;
2. van ernstige onaangename, bedenkelijke, betreurenswaardige, berispelijke aard: ik heb mijn jas vergeten, en, wat erger is, mijn portefeuille zat erin; tien gulden voor dat lor, het is meer dan —!; zo — is het niet; het wordt hoe langer hoe erger, slechter, slimmer naarmate het duurt; (zegsw.) het middel is erger dan de kwaal; zelfst.: op het ergste voorbereid zijn; bw., op bedenkelijke, ernstige wijze: het is er — mee gesteld;
3. van zieken met betrekking tot hun toestand, ernstig, slecht: de patiënt is weer erger; is het met me!; 4. in hoge mate zijnde wat het zn. uitdrukt: een erge domheid; zijn ergste vijand; hevig: de regen is nu op zijn ergst;
5. als bw. van graad, in hoge mate, zeer: het staat u — lelijk; — op iets zijn, er zeer op gesteld zijn; in spreekt, m.n. in kindertaal, ook verbogen: een erge grote.