Onze Taal Woordpost

Genootschap Onze Taal (2020)

Gepubliceerd op 25-01-2021

pathos

betekenis & definitie

UIT:
Wat had Thorbecke gezegd als Castricum zou vragen: 'Nog geneukt?' (Rutger Bregman, de Volkskrant, 2 maart 2012)

CONTEXT:
De jongerenpartijen worden gedomineerd door de typetjes, de mannetjes en de kenaus. Na een gesprek van tien minuten hebben ze zo veel mening, PATHOS en speeksel over je heen gestort dat je alleen nog maar wilt douchen.

:
(hier:) hoogdravendheid

UITSPRAAK:
[pa-tos]

WOORDFEIT:
Pathos is van oorsprong Grieks voor 'aandoening', 'pijn' of 'emotie'. Op de betekenis 'aandoening, ziekte' gaan bijvoorbeeld pathologisch 'ziekelijk' en pathogeen 'ziekteverwekkend' terug. De betekenis 'emotie' komt terug in het Nederlandse pathos, dat bevlogenheid uitdrukt, die ook in 'bombast' en 'hoogdravendheid' kan overgaan. Pathetisch heeft diezelfde betekenisaspecten: 'hartstochtelijk', 'aandoenlijk' en 'hoogdravend, bombastisch'.