Onze Taal Woordpost

Genootschap Onze Taal (2020)

Gepubliceerd op 25-01-2021

patois

betekenis & definitie

dialect, plattelandstaal, volkstaal

uitspraak
[pa-twa]

citaat
“Hij vindt het een crime dat immigranten die zich ontzettend uitgeput hebben om onze taal onder de knie te krijgen, zich onthand voelen als ze ook echt moeten communiceren met de inboorlingen, omdat die een lokaal patois spreken dat zich slechts zijdelings verhoudt tot het Standaardnederlands.”
Bron: Vlamingen zijn niet tribaler dan andere volkeren (Freek Van de Velde, Mondiaal Nieuws, 15 november 2017)

woordfeit
Patois is van oorsprong een Frans woord voor dialecten van het platteland, de taal van kleine groepen dorpsbewoners onderling. Het is een geringschattende benaming die vooral door niet-dialectsprekers wordt gebruikt, net als bijvoorbeeld koeterwaals. Een afgeleide betekenis is ‘jargon, onbegrijpelijk taaltje’. Beide betekenissen zijn ook in het Nederlands terechtgekomen.
Het woord patois houdt naar alle waarschijnlijkheid verband met patte, het Franse woord voor ‘poot’, dat – net als poot in het Nederlands – zowel op dierlijke als (in informele taal) op menselijke ledematen kan slaan. Patois zou dan verklaard kunnen worden als ‘het maken van (lompe, minder beschaafde) gebaren’ en daardoor ook ‘plat, volks taalgebruik’.