Toezicht van kerkelijke instanties en wereldlijke overheden op openbare uitingen van groepen of individuen.
Het betreft de controle op voor publicatie bestemd drukwerk, toneel, film of brieven, met de bevoegdheid daaruit gedeelten te schrappen of te verbieden. Binnen vergaderingen van verenigingen en instellingen kan via disciplinaire straffen aan leden censuur worden opgelegd. Kerkelijke instanties leggen kerkelijke straffen op wanneer leden zich niet conformeren. Censuur vormt een inbreuk op de vrijheid van meningsuiting. Ten aanzien van perscensuur probeerden overheden en kerk in Fryslân sinds de uitvinding van de drukpers grip te krijgen op het drukkersbedrijf en de boekhandel en -verkoop. Daartoe werden preventieve (controle op geschriften vooraf) en repressieve (na verschijning) censuurmaatregelen opgesteld. Karel V vaardigde in 1521 het eerste censuurplakkaat uit, dat onder meer alle boeken van Maarten Luther verbood. Tijdens de Republiek bepaalden Gedeputeerde Staten en de Staten van Friesland het perscensuurbeleid in Fryslân, daarbij geadviseerd door Franeker hoogleraren en kerkelijke adviescommissies. Naast enkele politieke geschriften, zoals de vertaling van Voltaires Traité sur la tolerance (1765), verboden zij vooral religieuze geschriften waaronder ook Balthasar Bekkers Vaste Spijse der Volmaekten (1671). Drukkers en boekverkopers kregen meestal geldboetes opgelegd en boeken werden in beslag genomen. Tijdens de Bataafs-Franse tijd werden drukkers en boekverkopers ondanks de afkondigde vrijheid van drukpers in 1798 gecontroleerd. Toen Fryslân onderdeel werd van het keizerrijk van Napoleon (1810-1813) gold (net als later tijdens de Tweede Wereldoorlog) een nationaal preventief censuurbeleid. Bij de grondwetswijziging van 1848 werd persvrijheid opgenomen in de Nederlandse grondwet (tegenwoordig artikel 7).
Zie: Mathijsen, M., e.a., (red.), Boeken onder druk (2011) 59-74: Postma, H., ‘Perscensuur in Friesland in de zeventiende eeuw', DVF LXXXIV (2004) 133-158.