Encyclopedie van de evolutiebiologie

Prof. Nico M. van Straalen (2019)

Gepubliceerd op 07-05-2020

Ilium

betekenis & definitie

Darmbeen; een van de drie gepaarde heupbeenderen; onderdeel van het bekken

Het os ilium, het grootste van de heupbeenderen, is bij het menselijk lichaam aan weerszijden onder de taille duidelijk voelbaar. De linker en rechter ilia zijn aan de achterkant in het midden vergroeid met het sacrum (heiligbeen) en aan de zijkant en onderkant met het ischium (zitbeen) en pubis (schaambeen). De heupbeenderen vormen samen met het heiligbeen het bekken.

De vorm van het ilium is bij de mens ingrijpend veranderd in verband met het lopen op twee benen. De chimpansee heeft een heel groot ilium, dat als een plaat ongeveer evenwijdig aan de wervelkolom staat. Bij de mens is het ilium verkort en vanwege de kanteling van het bekken enigszins naar achteren gericht. De vleugel die naar achteren wijkt heet de iliale boog. De rand daarvan (crista iliaca) is verstevigd. De iliale boog is de aanhechtingsplaats voor de musculus gluteus maximus (de grote bilspier) die bij de mens een functie heeft als extensor, een spier die het been naar achteren beweegt. Bij de mensapen werkt die spier als abductor (beweegt het been naar buiten). Ook deze verschuivingen hebben te maken met het bipedalisme.

Het ilium heeft in de evolutie van de homininen niet in één keer zijn huidige vorm gekregen; de veranderingen verliepen in twee fases. De oudere soorten, zoals Australopithecus en Homo habilis, hadden sterk naar de zijkant uitstaande ilia. Ze liepen ook anders. De huidige, verkorte ilia zijn pas ontstaan bij Homo erectus, toen het bekken opnieuw veranderde in verband met het baren van kinderen met steeds grotere hersenen.