Encyclopedie van de evolutiebiologie

Prof. Nico M. van Straalen (2019)

Gepubliceerd op 15-08-2019

Bekken

betekenis & definitie

Onderdeel van het skelet bestaande uit met elkaar vergroeide beenderen die een verbinding vormen tussen de wervelkolom en de achterste ledematen

Het bekken (pelvis) van de mens bestaat uit drie gepaarde heupbeenderen en het heiligbeen (os sacrum). Het heiligbeen is opgenomen in de wervelkolom en eindigt in het staartbeen (coccyx). De drie heupbeenderen zijn os ilium (darmbeen, het grootste bot dat je voelt onder je lendenen), os ischium (zitbeen), en os pubis (schaambeen). Aan de zijkant vormen de heupbeenderen een gewrichtskom, het acetabulum, voor de kop van het dijbeen. Het linker en rechter pubis zijn aan de voorkant met elkaar verbonden door middel van een kraakbeenverbinding, de symphysis pubis.

De beenderen van het bekken zijn sterk met elkaar vergroeid. Alleen tijdens een bevalling is er enige beweging mogelijk. Het bekken van de mens is seksueel dimorf; de hoek die het linker en rechter pubis aan de onderkant met elkaar maken is bij de vrouw groter dan 90 graden en bij de man kleiner.

Het bekken van de mens verschilt sterk van dat van de mensapen. In plaats van een plaatvormige structuur bij de chimpansee is ons bekken komvormig (draagt de ingewanden) en in de lengte verkort. Het bekken is bovendien gekanteld, waarbij het ilium met een boog naar achteren steekt (vormt een aanhechtingsvlak voor de bilspieren) en het pubis naar voren. Ook kenmerkend voor de mens is de sciatische insnoering tussen ilium en ischium, van de zijkant gezien.

De veranderingen in het bekken zijn als aanpassing aan het bipedalisme al vroeg in de evolutie van de homininen opgetreden, hoewel de oudere soorten (Ardipithecus, Australopithecus, vroege Homo) een meer zijwaarts uitstaand darmbeen hadden.