Encyclopedie van de evolutiebiologie

Prof. Nico M. van Straalen (2019)

Gepubliceerd op 14-03-2020

Fibula

betekenis & definitie

Kuitbeen; dun lang bot in het onderbeen van Tetrapoda, evenwijdig aan het scheenbeen

De fibula, het dunste bot van het menselijk skelet, articuleert in het kniegewricht met het dijbeen en in het enkelgewricht met het sprongbeen. Het is enigszins beweeglijk ten opzichte van het scheenbeen (tibia).

De mens heeft in het onderbeen de oorspronkelijke situatie van de viervoetige dieren (Tetrapoda) behouden, d.w.z. twee evenwijdige beenderen, waarvan er één dikker is dan de andere. Maar zoogdieren die goed kunnen rennen en springen (bijv. hoefdieren) hebben vaak aanpassingen aan het onderbeen. Dan is de fibula vergroeid met de tibia, aan één of beide uiteinden. In sommige gevallen is de fibula nauwelijks meer herkenbaar. De vergroeiing met de tibia geeft meer stabiliteit in de beweging, wat ten koste gaat van flexibiliteit.

Bij vogels is de fibula verkort ten opzichte van de tibia; het onderste deel ontbreekt. Bij de kippenpoot is de fibula te zien als een splintervormig botje dat in een scherpe punt uitloopt en reikt tot halverwege de tibiotarsus. Moleculair onderzoek heeft laten zien dat deze situatie veroorzaakt wordt doordat in de ontwikkeling de fibula het contact verliest met het fibulare (het buitenste achtervoetbeentje, homoloog met het hielbeen van de mens). Hierdoor stopt de groei van de fibula terwijl de tibia vergroeit met de proximale tarsus tot tibiotarsus.

Interessant is dat verkorting van de fibula ook aangetroffen wordt bij enkele groepen uitgestorven reptielen behorend tot de Pterosauria (vliegende reptielen) en Maniraptora (vogelachtige reptielen). Fibulareductie is in de evolutie van reptielen en vogels vier keer onafhankelijk van elkaar opgetreden, een geval van convergente evolutie.