Encyclopedie van de evolutiebiologie

Prof. Nico M. van Straalen (2019)

Gepubliceerd op 26-06-2020

Eugenetica

betekenis & definitie

Beweging die streeft naar toename van hooggewaardeerde eigenschappen in een menselijke bevolking door middel van selectieve voortplanting

De eugenetica-beweging dateert uit het einde van de negentiende eeuw en vestigde zich in Europa en de Verenigde Staten in de jaren 1920. Het was aanvankelijk een idealistische beweging die met goede bedoelingen streefde naar algehele verbetering van de wereldbevolking. Onder de vroege voorstanders waren veel intellectuelen, o.a. Francis Galton en Alexander Bell die geïnspireerd werden door Thomas Malthus en Charles Darwin. Toen het principe in de jaren 30 overgenomen werd door het nationaalsocialisme in Duitsland ontstond een sterke afkeer. In Nederland heeft de eugenetica nooit vaste voet aan de grond gekregen.

Een van de benaderingen (“negatieve eugenetica”) was om met sterilisatiecampagnes te voorkomen dat zwakzinnigen, mensen met ernstige aangeboren ziektes en misdadigers kinderen kregen. Vaak hadden deze maatregelen en de onderliggende wetgeving een sterk racistisch karakter (bijvoorbeeld een verbod op gemengde huwelijken). Met positieve eugenetica probeerde men te bevorderen dat hoogbegaafde stellen meer kinderen kregen.

Maar met eenvoudige populatiegenetica is aan te tonen dat onder realistische aannames al deze maatregelen weinig uithalen. De Engelse evolutiebioloog John Maynard Smith redeneerde: stel dat 1% van de vrouwen ervan te overtuigen is om de helft van haar kinderen te verkrijgen via kunstmatige inseminatie met sperma van mannen met een IQ-score één standaarddeviatie boven het gemiddelde, en dat de erfelijkheidsgraad van IQ-score gelijk is aan 0,5. Hieruit volgt dat het gemiddelde IQ van de bevolking in de volgende generatie 0,04 punten hoger ligt. Ter vergelijking: door beter onderwijs is het gemiddelde IQ in de 20ste eeuw gestegen met ongeveer 6 punten per 20 jaar.