Encyclopedie van de evolutiebiologie

Prof. Nico M. van Straalen (2019)

Gepubliceerd op 05-08-2018

Directionele selectie

betekenis & definitie

Evolutionair proces waarbij fenotypes met de hoogste of laagste waarde voor een bepaald kenmerk steeds de hoogste fitness hebben

Door directionele (gerichte) selectie verandert een kenmerk in één richting. Het is de klassieke aanpak bij veredeling en fokkerij, bijvoorbeeld om de melkproductie van runderen te vergroten, de ziekteresistentie van een tomatenras te verbeteren of de neerwaartse richting van de snuit van een hond te versterken. Deze kunstmatige selectieprocessen vormden voor Charles Darwin de inspiratie voor zijn beroemde begrip natuurlijke selectie. Door directionele selectie in de natuur ontstaan gerichte aanpassingen (adaptatie).

In een klassiek experiment, gestart in 1896 in het Landbouwkundig Instituut van de staat Illinois, werd maïs langdurig geselecteerd op hoog en laag oliegehalte in de korrel. Na meer dan 70 generaties was het gemiddelde oliegehalte in de hoge lijn gestegen van 4,5% tot bijna 20% en in de lage lijn tot vrijwel nul gereduceerd. De respons op selectie in zulk soort experimenten hangt af van de erfelijkheidsgraad van het kenmerk en de mate van selectie.

Ook in de natuur kan directionele selectie effectief zijn. Langdurige directionele selectie wordt verantwoordelijk gehouden voor de toename van lichaamsgrootte bij veel zoogdiergroepen gedurende het Cenozoïcum, een verschijnsel dat bekend staat als de “Regel van Cope”.

Directionele selectie wordt na verloop van tijd minder effectief doordat de genetische variatie uitgeput raakt, er steeds meer homozygoten met lagere fitness ontstaan en doordat andere (nadelige) kenmerken meegeselecteerd worden. Mutaties (in de natuur) of kruisingen (bij kunstmatige selectie) zijn nodig om het selectieproces door te laten gaan.

Het verlies van genetische variatie bij sterke gerichte selectie, bijvoorbeeld door bestrijdingsmiddelen, staat ook bekend als “genetische erosie”.