Encyclopedie van de evolutiebiologie

Prof. Nico M. van Straalen (2019)

Gepubliceerd op 01-07-2020

Natuurlijke selectie

betekenis & definitie

Proces waarbij abiotische of biotische milieu-omstandigheden een genetisch variabele populatie zodanig beïnvloeden dat sommige individuen succesvoller zijn dan andere en hun erfelijke aanleg een groter deel gaat uitmaken van de volgende generatie

“Het behoud van gunstige variaties en het verwerpen van nadelige variaties noem ik Natuurlijke Selectie”, schreef Charles Darwin in zijn beroemde boek “De Oorsprong der Soorten”, gepubliceerd in 1859. Het selectieproces dat toegepast wordt bij de veredeling van planten en het fokken van dieren nam hij ook waar in de natuur. Hoewel iedereen het principe intuïtief begrijpt en het omarmd wordt door alle biologen is er toch veel discussie over. In die discussie kan het helpen aan te geven wat natuurlijke selectie niet is.

Ten eerste: Het ontstaan van de variatie die nodig is om natuurlijke selectie te laten werken is een ongericht proces. Mutaties in het erfelijke materiaal ontstaan lukraak en zijn niet gericht op het verkrijgen van gunstige kenmerken. Ook ongunstige kenmerken ontstaan; de meeste mutaties zijn selectief neutraal; alleen de voordelige varianten worden uitgeselecteerd.

Ten tweede: Veranderingen van kenmerken tijdens het leven onder invloed van het milieu (bijvoorbeeld het sterker worden van spieren door training) hebben geen betekenis voor de selectie. Alleen kenmerken die op zijn minst voor een deel erfelijk vastgelegd zijn kunnen geselecteerd worden. Er zijn echter enkele uitzonderingen op deze regel (zie het lemma over epigenetica).

Ten derde: Het zijn de kenmerken van individuen waarop geselecteerd wordt (hoewel het de genen van een individu zijn die doorgegeven worden en die kenmerken bepalen). Dit betekent dat natuurlijke selectie geen kenmerken bevordert die nadelig zijn voor een individu maar voordelig voor de groep. Ook hier zijn enkele kanttekeningen bij te maken, zie het lemma over altruïsme.