(Gr. Saturos), Griekse bosdemonen, half mens-half dier, ruigbehaard, met bokspoten, horens en een staart.
Zij behoren tot het gevolg van Dionysus en verpersoonlijken de grove zinnelijke instincten. Drinken, spelen en het lastigvallen van nimfen waren hun geliefde bezigheden. Bij de Romeinen werden zij gelijkgesteld met de Faunen.ICONOGRAFIE Op Griekse vazen is de sater bijzonder vaak afgebeeld als een mens met min of meer dierlijke kenmerken. Vooral de staart ontbreekt zelden. Het gezicht is gekenmerkt door een stompe neus cn schalkse ogen. Gewoonlijk zijn de saters afgebeeld in zinnelijke en soms obscene taferelen. De attributen van Dionysus, klimop, fluit e.d. worden ook voor hen gebruikt. Vaak zijn zij ook in gezelschap van nymphen of Maenaden die zij stoeiend achtervolgen. In dc sculptuur heeft hun verschijning een wat meer menselijke en rustige vorm. Beroemd is de marmeren sater van Praxiteles (4de eeuw v.C.) te Rome: met in een hand de fluit, de andere hand in de zijde, leunt hij rustend tegen een boomstam. Uit hellenistische tijd: de Sater Barberini te München; een dronken sater die zijn roes uitslaapt. Bekend is ook de bronzen dansende sater uit de casa del Fauno te Pompeii thans te Napels (Mus. Nazionale). Ontelbare malen zijn saters voorts afgebeeld op fresco’s, munten en gommen.
Zie Dionysus, Faunus.