Phoenicische godheid (Phoen. adon = heer) van de afstervende en weer ontluikende natuur; oorsprong van verering is de Phoenicische havenstad Byblos (tgw. Jebeil), aan de monding van de rivier Adonis.
In de Griekse mythologie: jongeling van buitengewone schoonheid, bemind door Aphrodite. Toen hij op de jacht door een ever werd gedood, verkreeg de godin van Zeus, dat hij slechts een gedeelte van het jaar in de onderwereld behoefde te verblijven. In de lente en zomer herrees hij en vertoefde bij Aphrodite (Ov. X, 519 e.v.); de droefenis om zijn dood en de vreugde over zijn verrijzenis werden in uitbundige feesten gevierd, o.a. te Alexandrië (beschrijving van Theocritus).ICONOGRAFIE Oudste afbeelding van Adonis op Etruskische spiegels; ook op vazen, bijv. Aphrodite en Persephone bij de doodsbaar van Adonis afgebeeld op Apulische vaas. Statue van Adonis uit Capua (4de eeuw v. C.), in verband gebracht met Griekse beeldhouwer Euphranor. In wandschilderingen bijv. te Pompeii (casa di Adone) en op Romeinse sarcophagen is Adonis vele malen afgebeeld. Uit later tijd: Adonis’ vertrek ter jacht, en Venus’ rouw bij haar gestorven geliefde, geschilderd o.a. door Tiziano en Rubens. In skulptuur uitgebeeld door De Rossi, De Vries, Canova, Thorwaldsen.
Zie Aphrodite