Muziekencyclopedie

S. van Ameringen (1962)

Gepubliceerd op 21-04-2020

stemming

betekenis & definitie

voor het vaststellen van de juiste toon zie stemtoon. Voorts duidt stemming aan het systeem van de relatieve verhoudingen tussen de tonen van een toonstelsel, in casu het octaaf.

In het Westeuropese toonsysteem telt een octaaf 8 toonafstanden (diatonisch). De pythagoreïsche stemming is gebaseerd op de zuivere kwintenverhouding 3:2. De verhouding tussen de tonen c-d-e; f-g-a-b = 8:9. Dat is de pythagoreïsche hele toon; de intervallen e-f en b-c zijn gelijk aan 8:8,43. Om te komen tot de andere halve tonen construeert men de reeksen f-bes-es-as, en b-fis-cis-gis. Deze halve tonen hebben echter de verhouding 8:8,54 of de pythagoreïsche chromatische halve toon.

Er is bovendien een verschil tussen as en gis en de reine grote terts is te ‘groot’. Een ander systeem is de reine of natuurlijke stemming. Hier gaat men uit van de drieklank c-e-g met grote terts en kwint en de verhouding 4:5:6. Maar ook hier is de gis verschillend van de as, resp. de cis van de des. Men kan dit verschil gelijk of ongelijk verdelen over de andere tonen en dan verkrijgt men een middentoonstemming. Werckmeister stelde begin 1700 voor een evenredige of gelijkzwevende stemming of temperatuur in te voeren: alle 12 opeenvolgende halve tonen zijn gelijk l:S/2 = 1:1,05095; gis en as. cis en des zijn nu gelijk.

J.S.Bach vond dit een goed en praktisch systeem en componeerde Das wohltemperierte Klavier, een verzameling van 2 maal 12 preluden en fuga’s in grote en kleine terts (totaal 48). Alle componisten konden nu vrij moduleren. Alle orgels en toetsinstrumenten werden ook zo gestemd. Dit systeem geldt thans nog. De op barokuitvoeringen gerichte ensembles doen bij de reconstructie van oude instrumenten opnieuw een beroep op pre-Bachse stemmingen, daar zij slechts in een paar toonsoorten moeten evolueren. Zie ook eenendertigtoonsysteem.