zinspelen - regelmatig werkwoord
uitspraak: zin-spe-len
1. niet openlijk, maar in bedekte termen aanduiden
♢ hij zinspeelde erop dat hij zou vertrekken
Regelmatig werkwoord: zin-spe-len
ik zinspeel
jij/u zinspeelt
hij/zij zinspeelt
wij/zij/jullie zinspelen
ik/jij/u/hij/zij zinspeelde
wij/zij/jullie zinspeelden
hij heeft gezinspeeld
zinspelend, zinspelende
Synoniemen
doelen
Gepubliceerd op 14-11-2017
zinspelen
betekenis & definitie