zieken - regelmatig werkwoord
uitspraak: zie-ken
1. zich zo gedragen dat de sfeer bedorven wordt
♢ uw zoon zit in de klas steeds te zieken
Regelmatig werkwoord: zie-ken
ik ziek
jij/u ziekt
hij/zij ziekt
wij/zij/jullie zieken
ik/jij/u/hij/zij ziekte
wij/zij/jullie ziekten
hij heeft geziekt
ziekend, ziekende
Gepubliceerd op 14-11-2017
zieken
betekenis & definitie