zaniken - regelmatig werkwoord
uitspraak: za-ni-ken
1. er op een vervelende manier telkens weer over praten of om vragen
♢ ze zanikt de hele dag om snoep
Regelmatig werkwoord: za-ni-ken
ik zanik
jij/u zanikt
hij/zij zanikt
wij/zij/jullie zaniken
ik/jij/u/hij/zij zanikte
wij/zij/jullie zanikten
hij heeft gezanikt
zanikend, zanikende
Synoniemen
emmeren, knerpen, ouwehoeren, zeuren
Gepubliceerd op 14-11-2017
zaniken
betekenis & definitie