Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

Gepubliceerd op 30-11-2017

vuren

betekenis & definitie

vuren - bijvoeglijk naamwoord, regelmatig werkwoord
uitspraak: vu-ren

1. gemaakt van vurenhout
deze kozijnen zijn van vuren

1. kogels afvuren
♢ de soldaat vuurde op de vijand
1. een staakt-het-vuren
[onderbreking van de strijd in afwachting van een wapenstilstand]

Bijvoeglijk naamwoord: vu-ren

Regelmatig werkwoord: vu-ren
ik vuur
jij/u vuurt
hij/zij vuurt
wij/zij/jullie vuren
ik/jij/u/hij/zij vuurde
wij/zij/jullie vuurden
hij heeft gevuurd
de/het/een gevuurde ....
vurend, vurende

Synoniemen
schieten