vastleggen - regelmatig werkwoord
uitspraak: vast-leg-gen
1. opschrijven of op een andere manier blijvend opnemen
♢ hij legde de bruiloft vast op de film
2. aan de kade vastmaken
♢ hij heeft zijn zeilboot vastgelegd
Regelmatig werkwoord: vast-leg-gen
ik leg vast (... ik vastleg)
jij/u legt vast (... jij vastlegt)
hij/zij legt vast (... hij vastlegt)
wij/zij/jullie leggen vast (... wij vastleggen)
ik/jij/u/hij/zij legde vast (... ik vastlegde)
wij/zij/jullie legden vast (... wij vastlegden)
hij heeft vastgelegd
de/het/een vastgelegde ....
Synoniemen
aanleggen, meren, registreren
Tegenstellingen
deleten, wissen
Gepubliceerd op 14-11-2017
vastleggen
betekenis & definitie