Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

Gepubliceerd op 14-11-2017

varen

betekenis & definitie

varen - onregelmatig werkwoord
uitspraak: va-ren

1. met een vaartuig over het water voortbewegen
♢ het schip vaart naar Spanje
1. hij vaart
[hij is zeeman]
2. zij varen er wel bij
[het gaat hen goed door deze ontwikkeling]
3. we laten het plan varen
[we doen het niet]
4. je moet niet in mijn vaarwater zitten
[mij niet hinderen]

Onregelmatig werkwoord: va-ren
ik vaar
jij/u vaart
hij/zij vaart
wij/zij/jullie varen
ik/jij/u/hij/zij voer
wij/zij/jullie voeren
hij is gevaren
de/het/een gevaren ....
varend, varende