uitwerken - regelmatig werkwoord
uitspraak: uit-wer-ken
1. preciezer maken, meer gegevens noemen
♢ je moet dit verhaal nog wat verder uitwerken
2. geen effect meer hebben
♢ het medicijn is uitgewerkt
Regelmatig werkwoord: uit-wer-ken
ik werk uit (... ik uitwerk)
jij/u werkt uit (... jij uitwerkt)
hij/zij werkt uit (... hij uitwerkt)
wij/zij/jullie werken uit (... wij uitwerken)
ik/jij/u/hij/zij werkte uit (... ik uitwerkte)
wij/zij/jullie werkten uit (... wij uitwerkten)
hij heeft uitgewerkt
de/het/een uitgewerkte ....
Gepubliceerd op 14-11-2017
uitwerken
betekenis & definitie