uitmeten - regelmatig werkwoord
uitspraak: uit-me-ten
1. ergens de maten van opnemen
♢ hij heeft precies uitgemeten hoe groot de kamer is
2. er met veel details over spreken of schrijven
♢ de gebeurtenis werd breed uitgemeten in de dagbladen
Regelmatig werkwoord: uit-me-ten
ik meet uit (... ik uitmeet)
jij/u meet uit (... jij uitmeet)
hij/zij meet uit (... hij uitmeet)
wij/zij/jullie meten uit (... wij uitmeten)
ik/jij/u/hij/zij mat uit (... ik uitmat)
wij/zij/jullie maten uit (... wij uitmaten)
hij heeft uitgemeten
Gepubliceerd op 14-11-2017
uitmeten
betekenis & definitie