Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

Gepubliceerd op 14-11-2017

uitmaken

betekenis & definitie

uitmaken - regelmatig werkwoord
uitspraak: uit-ma-ken

1. zorgen dat het niet meer brandt
we hebben het vuur uitgemaakt
2. van belang of van invloed zijn
♢ maakt het uit of we over Amsterdam rijden of niet?
1. wat maakt dat nou uit!
[dat maakt toch geen verschil]
3. de verkering beëindigen
♢ hij heeft de verkering met Cora uitgemaakt
4. scheldwoorden tegen hem zeggen
♢ hij maakt hem uit voor dief
1. hem uitmaken voor alles wat mooi en lelijk is
[allerlei scheldwoorden tegen hem zeggen]
5. zeggen of bedenken wat er gedaan moet worden
♢ ik maak zelf wel uit hoe laat ik naar bed ga

Algemene uitdrukkingen:
1. dat maakt deel uit van een verzameling
[is er een onderdeel van]
Regelmatig werkwoord: uit-ma-ken
ik maak uit (... ik uitmaak)
jij/u maakt uit (... jij uitmaakt)
hij/zij maakt uit (... hij uitmaakt)
wij/zij/jullie maken uit (... wij uitmaken)
ik/jij/u/hij/zij maakte uit (... ik uitmaakte)
wij/zij/jullie maakten uit (... wij uitmaakten)
hij heeft uitgemaakt
de/het/een uitgemaakte ....
uitmakend, uitmakende

Synoniemen
bepalen, beslissen, besluiten, blussen, doven, uitblussen, uitdoven

Tegenstellingen
aanmaken, aansteken, ontsteken