uitbouw - zelfstandig naamwoord
uitspraak: uit-bouw
1. gedeelte aan een huis of gebouw dat uitsteekt
♢ we hebben een uitbouw gemaakt in de tuin
Zelfstandig naamwoord: uit-bouw
de uitbouw
de uitbouwen
het uitbouwtje
Gepubliceerd op 14-11-2017
uitbouw
betekenis & definitie