uitbesteden - regelmatig werkwoord
uitspraak: uit-be-ste-den
1. al dan niet tegen betaling bij anderen onderbrengen
♢ twee dagen per week besteedt zij haar kinderen uit bij opa en oma
2. de uitvoering van een werk door een onderaannemer laten doen
♢ het metselwerk heeft de aannemer uitbesteed aan een metselbedrijf
Regelmatig werkwoord: uit-be-ste-den
ik besteed uit (... ik uitbesteed)
jij/u besteedt uit (... jij uitbesteedt)
hij/zij besteedt uit (... hij uitbesteedt)
wij/zij/jullie besteden uit (... wij uitbesteden)
ik/jij/u/hij/zij besteedde uit (... ik uitbesteedde)
wij/zij/jullie besteedden uit (... wij uitbesteedden)
hij heeft uitbesteed
de/het/een uitbestede ....
Gepubliceerd op 14-11-2017
uitbesteden
betekenis & definitie