turen - regelmatig werkwoord
uitspraak: tu-ren
1. met inspanning kijken, meestal waar het lastig te zien is
♢ hij tuurde in de donkere ruimte
Regelmatig werkwoord: tu-ren
ik tuur
jij/u tuurt
hij/zij tuurt
wij/zij/jullie turen
ik/jij/u/hij/zij tuurde
wij/zij/jullie tuurden
hij heeft getuurd
turend, turende
Gepubliceerd op 14-11-2017
turen
betekenis & definitie