trompetten - regelmatig werkwoord
uitspraak: trom-pet-ten
1. op de trompet blazen
♢ voor dat muziekstuk moest hij elke dag drie uur trompetten
2. luidruchtig overal verkondigen
♢ zijn prestatie werd overal getrompet
3. geluid dat olifanten maken
♢ plotseling begon de olifant te trompetten
Regelmatig werkwoord: trom-pet-ten
ik trompet
jij/u trompet
hij/zij trompet
wij/zij/jullie trompetten
ik/jij/u/hij/zij trompette
wij/zij/jullie trompetten
hij heeft getrompet
trompettend, trompettende
Synoniemen
trompetteren
Gepubliceerd op 14-11-2017
trompetten
betekenis & definitie