trimmen - regelmatig werkwoord
uitspraak: trim-men
1. lichamelijke oefeningen doen
♢ we gaan tegenwoordig twee keer in de week trimmen
2. het haar van een hond bijknippen
♢ onze hond moet regelmatig getrimd worden
Regelmatig werkwoord: trim-men
ik trim
jij/u trimt
hij/zij trimt
wij/zij/jullie trimmen
ik/jij/u/hij/zij trimde
wij/zij/jullie trimden
hij heeft getrimd
de/het/een getrimde ....
trimmend, trimmende
Gepubliceerd op 14-11-2017
trimmen
betekenis & definitie