Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

Gepubliceerd op 14-11-2017

keer

betekenis & definitie

keer - zelfstandig naamwoord

1. elk moment waarop het gebeurt
hoeveel keer heb je hem gebeld?
1. keer op keer
[telkens weer]
2. mag ik een snoepje? voor deze keer
[alleen nu]
3. in één keer
[zonder onderbreking]
4. op een keer zag ik Ida lopen
[het gebeurde dat ik Ida zag lopen]
2. om vermenigvuldigen aan te geven
♢ acht keer zes is ....achtenveertig

Zelfstandig naamwoord: keer
de keer
de keren
het keertje

Synoniemen
maal