keer - zelfstandig naamwoord
1. elk moment waarop het gebeurt
♢ hoeveel keer heb je hem gebeld?
1. keer op keer
[telkens weer]
2. mag ik een snoepje? voor deze keer
[alleen nu]
3. in één keer
[zonder onderbreking]
4. op een keer zag ik Ida lopen
[het gebeurde dat ik Ida zag lopen]
2. om vermenigvuldigen aan te geven
♢ acht keer zes is ....achtenveertig
Zelfstandig naamwoord: keer
de keer
de keren
het keertje
Synoniemen
maal
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk