Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

Gepubliceerd op 14-11-2017

tik

betekenis & definitie

tik - zelfstandig naamwoord

1. zachte klap of slag
hij gaf het kind een tik op haar vingers
1. ergens een tik van meekrijgen
[de slechte invloed ervan ondergaan]
2. iemand een tik op de vingers geven
[een bestraffende klap]
3. een tik van de molen hebben
[niet goed bij je verstand zijn]
2. nabootsing van een kort, licht geluid
♢ de klok doet tik, tik
3. uitroep bij het krijgertje spelen als je iemand raakt
♢ tik, je bent hem!

Zelfstandig naamwoord: tik
de tik
de tikken
het tikje