tegenspreken

betekenis & definitie

tegenspreken - onregelmatig werkwoord
uitspraak: te-gen-spre-ken

1. zeggen dat het niet zo is
♢ ik kan dat verhaal niet tegenspreken
2. iets zeggen waaruit blijkt dat je het niet met hem eens bent
♢ hij houdt er niet van als iemand hem tegenspreekt
3. niet met elkaar kloppen
♢ deze feiten spreken elkaar tegen

Onregelmatig werkwoord: te-gen-spre-ken
ik spreek tegen (... ik tegenspreek)
jij/u spreekt tegen (... jij tegenspreekt)
hij/zij spreekt tegen (... hij tegenspreekt)
wij/zij/jullie spreken tegen (... wij tegenspreken)
ik/jij/u/hij/zij sprak tegen (... ik tegensprak)
wij/zij/jullie spraken tegen (... wij tegenspraken)
hij heeft tegengesproken
de/het/een tegengesproken ....
tegensprekend, tegensprekende

Synoniemen
loochenen, ontkennen

Tegenstellingen
beweren, claimen, poneren, stellen