tank - zelfstandig naamwoord
1. zwaar beveiligde gevechtswagen met wapens op rupsbanden
♢ de Russische tanks trokken Polen binnen
2. bak of houder voor bewaren van vloeistoffen
♢ in de tank van een auto hoort benzine
Zelfstandig naamwoord: tank
de tank
de tanks
het tankje
Gepubliceerd op 14-11-2017
tank
betekenis & definitie